Op 10 mei 1940 hield een eskadron huzaren onder leiding van de dichter-kapitein Martinus Nijhoff (1894-1953) de Duitse invasietroepen enkele uren tegen. Dit huzarenstukje maakte de evacuatie van Wageningen mogelijk. Het vervolg van de gevechten op de Grebbeberg is bekend.
Na de capitulatie schreef de gewonde dichter in het Diaconessenhuis te Utrecht in enkele dagen de idylle ‘Protesilaos en Laodamia’. ‘Ik had behoefte aan Grieksch ‘‘azuur’’, aan transpositie [transparantie], na het zien der soldatengraven,’ schreef Nijhoff aan collega Hendrik de Vries. Het kan geen toeval zijn dat Nijhoff juist deze stof voor de leerlingen van het Utrechts Stedelijk Gymnasium koos: het toneel is een zomerlandschap met een eik, waaronder een speer met een helm erop staat, ten teken dat er een soldaat is begraven. De Trojaanse oorlog is voorbij en de overlevenden gaan naar huis. Als eerste gevallene mag Protesilaos van Zeus de onderwereld één uur verruilen voor zijn aardse huis.
Eenmaal hersteld veerde de vrijgelaten kapitein op en vond als dichter hinkend zijn weg in de illegaliteit.
Het lijkt mij een tof idee om ter nagedachtenis aan de gebeurtenissen die eerste oorlogsdagen op 10 mei deze idylle van Nijhoff op te voeren in het Renkumse beekdal. Bij een van de prachtige eiken.