Nijhoff’s Idylle in het Renkumse beekdal

Op 10 mei 1940 hield een eskadron huzaren onder leiding van de dichter-kapitein Martinus Nijhoff (1894-1953) de Duitse invasietroepen enkele uren tegen. Dit huzarenstukje maakte de evacuatie van Wageningen mogelijk. Het vervolg van de gevechten op de Grebbeberg is bekend.

Na de capitulatie schreef de gewonde dichter in het Diaconessenhuis te Utrecht in enkele dagen de idylle ‘Protesilaos en Laodamia’. ‘Ik had behoefte aan Grieksch ‘‘azuur’’, aan transpositie [transparantie], na het zien der soldatengraven,’ schreef Nijhoff aan collega Hendrik de Vries. Het kan geen toeval zijn dat Nijhoff juist deze stof voor de leerlingen van het Utrechts Stedelijk Gymnasium koos: het toneel is een zomerlandschap met een eik, waaronder een speer met een helm erop staat, ten teken dat er een soldaat is begraven. De Trojaanse oorlog is voorbij en de overlevenden gaan naar huis. Als eerste gevallene mag Protesilaos van Zeus de onderwereld één uur verruilen voor zijn aardse huis.

Eenmaal hersteld veerde de vrijgelaten kapitein op en vond als dichter hinkend zijn weg in de illegaliteit.

Het lijkt mij een tof idee om ter nagedachtenis aan de gebeurtenissen die eerste oorlogsdagen op 10 mei deze idylle van Nijhoff op te voeren in het Renkumse beekdal. Bij een van de prachtige eiken.

Muurbloempje

In mijn eentje op een receptie voel ik me ergens ongemakkelijk, ook al ben ik een vlotte prater. Ergens voelt het als een muurbloempje op de dansschool. Inlevend als ik ben, denk ik dat anderen zich ook zo voelen en maak ik wat geforceerd praatjes met andere alleenstaanden op recepties.

Zo stond ik aan het begin van deze herfst even alleen naast een dame. Allebei met onze rug tegen de muur van het Amsterdam Museum. Ik weet niet meer wat ik vroeg, maar het ging zeker niet over de beveiliging van de hoogwaardigheidsbekleders. ‘Nee hoor, ik overzie de situatie prima zo met mijn rug tegen de muur. De beveiliging is ok’ leek ze me gerust te stellen dat het met haar en de beveiliging goed zat. 

Haar divergente antwoord sloeg me even stil. De dame vroeg beleefd of ik ook voor het museum werkte. ‘Nee, ik ben een van de auteurs. Wat doe jij bij het museum.’ ‘Ik heb Majoor Bosshardt ingesproken voor de audiotour’, zei ze. Voordat ik kon vragen waarom juist Bosshardt begon burgermoeder Femke Halsema een hartelijk praatje met mijn buurvrouw. Waar ik niet in werd betrokken. En voordat ik met mijn ogen had geknipperd sprak onze koning lachend deze ‘museummedewerker’ aan. Ik stond als muurbloempje naast een nationale bekendheid. Alleen kende ik haar niet! Ergens vaag had ik haar gezicht weleens gezien

Google is mijn beste vriend: audiotour Amsterdam Museum Majoor Boshart. Deed het werk. Maar wie is in vredesnaam Ellie Lust? Sorry mevrouw Lust, ik kijk geen ‘Wie is de Mol, noch ‘Opsporing verzocht’, DWDD of Ellie op Patrouille . Volgende keer stel ik me gewoon voor als ik een vreemde aanspreek op een receptie, dat voelt veel minder ongemakkelijk. (N.B. het zomeravondgesprek had best willen onthouden).