Willie Wonka’s bosbessentaart

Kinderboeken Bakken (4)

Lezen en bakken zijn fijne bezigheden als je binnen moet blijven. Dit is deel 4 in de serie Kinderboeken Bakken. In ieder deel bakken we een recept uit een bekend kinderboek. Deze keer maken we de bosbessentaart Sjakie en de chocoladefabriek (1964) van Roald Dahl. Ondertussen is er tijd om een stukje uit het boek te luisteren of een filmtrailer te kijken.

Miljoenen kinderen kennen het arme jongetje Sjakie die wordt rondgeleid door de chocoladefabriek van de geheimzinnige Willie Wonka. Samen met vier andere kinderen en hun ouders maakt hij kennis met de grandioze snoepuitvindingen van deze meesterlijke snoepuitvinder. De andere kinderen blijken domme vervelende ettertjes die ten prooi vallen aan hun gulzigheid. De bescheiden Sjakie blijft over en wordt Wilie Wonka’s opvolger. 

Kauwgomkauwende Violet

Een van de vervelende kinderen is de kauwgomkauwende  Violet met haar reuzekaken. Ze kan geen seconde zonder haar kauwgom. Uit de grote kauwgom-machine van Wonka komt de allerverbazendste, wonderlijkste, sensationeelste kauwgom van de wereld: kauwgum die smaakt en vult als een complete maaltijd. Als Violet de tomatensoep-biefstuk-bosbessentaart-kauwgom ziet, kan ze er niet vanaf blijven. Wonka protesteert nog, maar ze stopt de kauwgom direct tussen haar goed getrainde kaken. Ze proeft tomatensoep. 

Iedereen keek naar Violet Beauderest toen ze  op die ongelooflijke kauwgom aan het kauwen was. Kleine Sjakie stond naar haar te staren, helemaal aan de grond genageld, naar haar dikke, rubberen lippen die tijdens het kauwen open en dicht gingen; en opa Joe stond naast hem met open mond naar het meisje te kijken. Meneer Wonka zei, terwijl hij zijn handen en elkaar klemde: ‘Nee, nee, nee, nee, nee! Het is nog niet eetbaar! Het is niet juist! Je mag niet!’ ‘Bosbessentaart met slagroom! riep Violet. Hier komt het! Ooh! Het is perfect! Zo lekker! Het is… het voelt net alsof ik het aan het inslikken ben, alsof ik grote lepels met de lekkerste bosbessentaart van de hele wereld aan het eten ben!’ 

Dan gaat het mis.  Violet wordt violet, ze zwelt op ‘Haar lichaam veranderde zo snel van vorm, dat er binnen een minuut uitzag als een enorme ronde blauwe bal, een reusachtige bosbes in feite, en alles wat er van Violet Beauderest zelf over was, waren een paar armpjes en beentjes, die uit de grote ronde vrucht staken, en een klein hoofdje er bovenop.’ 

Wat heb je nodig

  • 225 gram bloem, 
  • 25 gram witte basterdsuiker, 
  • 100 gram boter
  • 1 ei
  • 1 kg bosbessen
  • 2 eetlepels witte basterdsuiker
  • 2 eetlepels poedersuiker.
  • Snufje zout
  • ijskoud water

En een taartvorm van 25 cm doorsnede, een beslagkom, een zeef, een mes en een deegroller.

Hoe je het doet

  1. Zeef de bloem met het zout en de suiker.
  2. Snijd de boter er met 2 messen door tot erwt grootte
  3. Voeg het ei toe en zoveel ijskoud water tot er een soepel deeg ontstaat.
  4. Laat het deeg 30 minuten in de koelkast rusten.

Terwijl het deeg in de koelkast staat, dus je hebt alle tijd om het begin van het boek te luisteren. Als je het deeg uit de koelkast haalt, verwarm de oven voor op 190 graden Celsius.

  1. Rol het deeg met een deegroller uit op een met bloem bestoven aanrecht tot een dunne lap en bekleed hiermee een taartvorm.
  2. Verdeel de bosbessen over de bodem, bestrooi met de basterdsuiker.
  3. Bak de taart ca 25 minuten. Wist je dat Sjakie en de Chocoladefabriek ook meerdere keren is verfilmd? Kijk hier een trailer.
  4. Laat de taart afkoelen tot hij lauwwarm is en bestrooi hem tot slot met de poedersuiker.

Brood bakken voor een kruistocht

Kinderboeken Bakken (3)

Lezen en bakken zijn fijne bezigheden als je binnen moet blijven. Dit is deel 3 in de serie Kinderboeken Bakken. In ieder deel bakken we een recept uit een bekend kinderboek. Deze keer Kruistocht in Spijkerbroek (1973) van Thea Beckman. Het boek is ook verfilmd. De trailer kijk je hier.

De vijftienjarige Dolf komt via een tijdmachine terecht in de Middeleeuwen. De bedoeling is dat hij een beetje sfeer kan proeven en daarna weer wordt teruggeflitst naar het heden. Maar natuurlijk gaat dat mis… Hij komt terecht in een kinderkruistocht: 8000 kinderen die vanuit Duitsland op weg zijn naar Jeruzalem om de stad te bevrijden van de ongelovige Arabieren. Er zit niets anders op dan met hen mee te gaan. Hoe komt hij ooit nog terug naar huis? Ondertussen moeten hij en de kinderen eerst zien te overleven en dat kost al moeite genoeg.

Hij helpt de kinderen tijdens de barre, avontuurlijke tocht door de bergen, durft op te treden tegen de (valse) leiders van de kruistocht en organiseert eten voor de kinderen door zelf brood te gaan bakken.

Het kostte hem moeite om de straat van de bakkers terug te vinden in de stille, donkere stad. Eindelijk stond hij, toch nog onverwachts, voor de bakkerij van Gardulf. Er viel licht door de luiken. Opgelucht klopte hij aan. ‘Zo ben je daar. Je hebt er je tijd voor genomen,’ gromde de bakker, die zelf de deur opende.

‘Het spijt me. Er waren een paar moeilijkheden in het kamp,’ zei Dolf, die vergat zich als een jonge edelman voor te doen.

‘Wat is er met je kleding gebeurd?’

‘Ik viel in het water.’

Hoofdschuddend ging Gardulf hem voor naar de bakkerij en tot zijn grote vreugde zag hij daaar Frank, druk bezig deeg te kneden. Ook de knechten waren uit hun bed gehaald en werkten ijverig. ‘Ik ben maar gebleven om een handje te helpen,’ zei Frank eenvoudig. Dolf had hem wel kunnen omhelzen. Snel trok hij zijn vochtige trui uit, die de bakker tedrogen hing, en stortte zich op het werk.

Deeg kneden is zwaar werk. Gardulf met zijn gespierde armen deed en een uut meer dan de twee jongens samen, maar hij mopperde nauwelijks. Hij zag wel dat zij dit niet gewend waren en ook eigenlijk te moe waren om op hun benen te staan.

In de loop van de nacht kwamen de warmen broden plank na plank, goudbruin uit de oven. De knechten stapelden ze voor de deur op, want de bakkerij was te klein om ze te kunnen bergen. Dolf zag de stapel groeien, terwijl er maar een gedachte door zijn hoofd maalde: De kinderen moeten eten. Ik wil niet dat ze ziek worden, daarom moeten ze eten.

Ingrediënten

De basisingrediënten voor brood zijn meel/bloem, lauwwarm water, gist en zout. Je kan niet zomaar iedere meelsoort gebruiken. Van bloem maak je licht en luchtig brood en van meel, stevig volkoren brood. Je kan ook half meel, half bloem doen. De meeste andere meelsoorten zoals boekweitmeel, amandelmeel of kokosmeel bevatten geen gluten en zijn dus niet zomaar geschikt voor dit recept.

Dit is een basisrecept voor één brood zoals Dolf het bakte. Hiermee kun je lekker gaan experimenteren. Voeg rozijnen en krenten toe voor een zoet brood, of kaas en uien voor een lekkerder brood. Je kunt natuurlijk ook experimenteren met glutenvrije meelsoorten.

  • 500 gram (spelt)bloem
  • 10 gram zout
  • 7 gram droge gist (zakje)
  • 320 ml lauwwarm water

Benodigdheden

  • Beslagkom
  • (olijf)olie
  • theedoek / vershoudfolie
  • bakplaat
  • bakpapier
  • (keukenmachine)

Weeg de ingrediënten nauwkeurig af en meng ze in een kom even snel door elkaar met een lepel. 

Kneed er een soepel deeg van. Je kunt het met een keukenmachine kneden, maar wij kneden net als Dolf met de hand. Kneed het deeg zeker vijftien minuten. Nu weet je waarom Gardulf twee keer zoveel broden kon kneden als Dolf en Frank.


Je deeg is klaar als het elastisch en licht plakkerig aanvoelt. Het moet zo soepel zijn dat je het als een kauwgombal uit elkaar kunt trekken. Scheurt het meteen? Kneed het dan nog even door, het deeg is nog niet goed genoeg gekneed. 

Leg het deeg in een met olie ingevette kom en draai het even om (zodat alle zijdes bedekt zijn met de olie). Laat het ongeveer een uurtje rijzen op een warme plek onder een stukje vershoudfolie of een vochtige theedoek.  Het deeg is klaar als het in volume verdubbeld is. Als je er in prikt met je vinger, moet het gat zichtbaar blijven.

Druk de lucht er voorzichtig uit met je vingertoppen.  Druk het uit tot een cirkel. Vorm nu een mooie bol van het deeg. In de Middeleeuwen hadden ze nog geen bakblik voor een rechthoekig brood. Je maakt een bol door de buitenste zijdes naar binnen te halen. Draai de bol om en laat deze een kwartiertje rusten onder de theedoek of het vershoudfolie. 

Leg de bol op een bakplaat bekleed met bakpapier. Laat het deeg nogmaals een klein uurtje rijzen op een warme plek. Dek het deeg wederom af met een vochtige theedoek of een stukje vershoudfolie. Verwarm in de tussentijd de oven voor op 200 graden.

Bak het brood in ongeveer 35 minuten goudbruin. Je brood is klaar wanneer het hol klinkt als je op de onderkant klopt. Laat het brood afkoelen op een taartrooster.  

Tip

De kinderen op kruistocht waren uitgehongerd en aten de broden natuurlijk direct op. Is jouw brood een beetje oud geworden is kan je weer krokant maken door het een minuut of 10 te verwarmen in de oven op 180 graden. En als het echt niet meer te redden is, maak je er wentelteefjes van.

Krentenbollen van Kruimeltje

Kinderboeken Bakken (2)

Lezen en bakken zijn fijne bezigheden als je binnen moet blijven. Dit is deel 2 in de serie Kinderboeken Bakken. In ieder deel bakken we een recept uit een bekend kinderboek. Deze keer bakken we krentenbollen uit Chris van Abkoude zijn boek Kruimeltje (1923). Ondertussen is er tijd om een stukje uit het boek te lezen of de film te kijken.

Kruimeltje

Harry Volker, beter bekend als Kruimeltje, is een tienjarige jongen in het Rotterdam. Hij is te vondeling gelegd en is inmiddels een straatjochie geworden. Hij maakt vaak lol door te sleeën met zijn vriendjes of stiekem zonder te betalen naar de bioscoop te gaan. Kruimeltje moet voor zichzelf zorgen, want zijn pleegmoeder Koster laat hem alleen binnen als hij geld meebrengt. Zo scharrelt hij vaak zijn kostje bij elkaar. Zoals op de winterse zaterdag in 1916 waarmee het boek begint:

D’r uit of ik trap je d’r uit!’ Geef me ‘n krentebol,’ smeekte het jongetje. Woedend stoof de dikke bakker op hem af en zou zeker de daad bij het woord gevoegd hebben, als niet een goedhartige juffrouw tusschenbeide gekomen was.

Geef den stumper maar een krenåtebol, bakker, ik zal ‘t wel betalen.’

De bakker keek haar verbaasd aan, scheen zich toen te bezinnen.

Niet noodig,’ zei hij, ‘voor ditmaal zal ik hem er een geven, maar warme krentebollen worden niet voor dat tuig gebakken.’

En met deze woorden wierp hij het jongetje een der bollen toe. Als een havik vloog de knaap er op aan en verliet den winkel.

Als hij ‘s avonds thuiskomt is zijn verzorgster de gemene mevrouw Koster weer eens dronken. Die pakt hem zijn krentenbol af:

Wat heb je daar in je zak… geef hier…’

Nee, dat geef ik niet,’ schreeuwde Kruimeltje, ‘dat is een krentebol, die ik van den bakker gekregen heb.’

Geef dan dadelijk hier,’ gilde het wijf, ‘die lusten we hier ook wel en jij kan wel weer nieuw halen…’

Ze rukte den bol uit Kruimeltjes hand en begon hem smakelijk op te eten.

Kruimeltje beet zich op de lippen van ingehouden woede en spijt. Toen draaide hij zich met een ruk om en liep de kamer uit. Buiten trok hij de deur met een slag toe.

Zo begint voor Kruimeltje het grote avontuur dat hem een vader en een moeder brengt. En af en toe een krentenbol. Op een keer helpt Kruimeltje een ándere bakker bij het deeg kneden. Daarbij zit zijn hond Moor een rat achterna zit, waarna beide dieren vechtend in de deegbak terechtkomen. Als oprotpremie krijgt Kruimeltje een paar krentenbollen.

Gelukkig zijn wij niet afhankelijk van de goedheid van bakkers en kunnen we zelf krentenbollen bakken. We maken extra luxe krentenbollen.

Wat heb je nodig

  • 300 gram rozijnen of krenten
  • 500 gram bloem
  • 15 gram gedroogde gist
  • 3 flinke eetlepels witte basterdsuiker
  • 300 ml melk(vervanger)
  • 2 eieren
  • 10 gram zout
  • 50 gram (zachte) (room)boter
  • rasp van de schil van 1 citroen
  • 100 gram gedroogde abrikozen

Hoe je het doet

  1. Week de rozijnen of krenten (of een mengsel van beide) een uurtje in warm water.
  2. Laat de boter zacht worden op kamertemperatuur.
  3. Zeef de bloem.
  4. Verwarm de melk tot lauwwarm, en los er de basterdsuiker en gedroogde gist in op. Giet bij de bloem.
  5. Kneed er met de hand of met de mixer met deeghaken (op de laagste stand) een mooi deeg van. Neem daar even de tijd voor: hoe langer je kneedt hoe beter het deeg wordt.
  6. Vorm het tot een gladde bal en leg het in een kom onder een schone theedoek 20 minuten te rijzen op een warme plek.
  7. Breek ondertussen de eieren (houd een heel klein beetje ei apart in een schaaltje) en mix de zachte boter, citroenrasp en zout door elkaar. Roer dit mengsel door het deeg.
  8. Giet de rozijnen af en dep ze droog. Snijd de gedroogde abrikoosjes in stukjes, ongeveer even groot als de rozijnen en kneed de rozijnen en abrikozen door het deeg. Blijf kneden tot het deeg soepel en elastisch is en niet meer plakt. Misschien moet je wat extra bloem toevoegen, als het te kliederig blijft.
  9. Maak er een bal van en laat weer 20 minuten rijzen onder de schone theedoek.

Het bakken van krentenbollen kost even tijd, dus je hebt alle tijd om tussendoor te lezen in de het boek zelf. Hier de digitale versie.

  1. Haal het deeg weer tevoorschijn en vorm een lange rol. Snijd de rol in ongeveer 24 ongeveer gelijke delen. Wil je precies evengrote krentenbollen, gebruik dan een weegschaal. Het komt niet hele precies, maar je wil wel dat je krentenbollen tegelijk gaar zijn.
  2. Vorm de stukjes deeg snel tot balletjes en leg die op een bakblik met bakpapier. Ze gaan nog rijzen dus laat wat ruimte tussen de bollen.
  3. Zet het bakblik nog eens 20 minuten weg zodat de bollen kunnen rijzen.

Weer een pauze. Misschien kijk je liever de film dan dat je leest. Hier kun je de film kijken en hier ook.

  1. Verwarm de oven voor op 250 graden.
  2. Kluts dan het eiwit dat je bewaard had goed los met een paar druppels water en smeer met een kwastje de bovenkanten van alle krentenbollen in met een dun laagje ei.
  3. Als de oven goed heet is zet je het bakblik erin. Laat de bollen in ongeveer 15 minuten mooi bruin bakken. Ruik je de krentenbollen al? Dat moet Kruimeltje op straat ook geroken hebben.
  4. Haal je krentenbollen uit de oven en laat ze afkoelen op een rooster, zodat de onderkant ook goed kan afkoelen.

Turks fruit van de heks

Kinderboeken Bakken (1)

Lezen en bakken zijn fijne bezigheden als je binnen moet blijven. Dit is deel 1 in de serie Kinderboeken Bakken. In ieder deel bakken we een recept uit een bekend kinderboek. We beginnen met Turks Fruit uit De Kronieken van Narnia: De leeuw, de heks en de kleerkast (1950) van C.S. Lewis. Een stukje lezen uit het boek doe je hier.

De kinderen Peter, Susan, Edmund en Lucy Pevensie worden in 1940 geëvacueerd uit Londen, omdat het daar door de Tweede Wereldoorlog te gevaarlijk voor ze is. Ze worden gehuisvest in het grote huis van een vriendelijke professor. Lucy ontdekt als eerste een kleerkast zonder achterwand. Via die kast komt ze in een winters sprookjesland: Narnia.

Deze wereld is betoverd door Jadis, de Witte Heks. De voorspelling is dat er ooit een einde aan haar heerschappij zal komen als vier kinderen in Narnia komen. Daarom wil de Witte Heks dat alle kinderen aan haar worden uitgeleverd.

Edmund volgt zijn zusje Lucy een keer door de kast naar het geheimzinnig Nardia, maar Lucy vindt hij niet. Hij ontmoet wel de Witte Heks zelf. Zij noemt zich de koningin van Narnia. In plaats van hem iets naars aan te doen biedt ze hem betoverde chocolademelk aan.

‘Wat zou je er het liefst bij willen eten?’

Marsepein alstublieft, Majesteit,’ zei Edmund.

Weer liet de koningin een druppel uit haar flesje in de sneeuw vallen en meteen stond er een ronde doos meteen groenzijden lint erom. De doos werd opengemaakt en hij bleek tot aan de rand toe val te zotten met het heerlijkste snoepgoed dat je je kunt bedenken: marsepein! Elk blokje was zacht en zoet tot helemaal binnenin en Edmund had nog nooit zoiets verrukkelijks geproefd. Hij had het lekker warm gekregen en voelde zich nu helemaal op zijn gemak.

Terwijl hij zat te eten stelde de Koningin hem allerlei vragen. In het begin dacht Edmund er af en toe nog wel aan hoe onbeleefd het is om met volle mond te praten, maar algauw was hij dat helemaal vergeten en dacht hij er alleen nog maar aan hoe hij zoveel mogelijk marsepein in zo weinig mogelijk tijd naar binnen kon werken. En hoe meer hij ervan at, hoe meer hij hebben wilde ; en geen moment vroeg hij zich af waarom de Koningin eigenlijk zoveel van hem wilde weten.

Zo komt de Koningin van Edmund te weten dat ze thuis met vier kinderen zijn, wat haar natuurlijk bijzonder interesseert. Ondertussen eet Edmund alle marsepein op.

Edmund zat heel nadrukkelijk naar de lege doos te kijken en hoopte dat zij zou vragen of hij nog meer wilde. De Koningin wist waarschijnlijk heel goed wat hij dacht, want zij wist dat dit betoverde marsepein was – hoewel Edmund daar niets van had gemerkt. Wie er eenmaal van geproefd had, wilde er steedas maar meer van eten en zo iemand zou er (als niemand hem zou tegenhouden tenminste) net zo lang van dooreten tot hij er dood bij neerviel.

Maar de Koningin geeft hem geen marsepein meer. Ze belooft hem wel dat hij haar opvolger zal worden als hij zijn broer en zusjes meebrengt. Edmund vindt dit wel een goed idee. Vooral omdat ze hem nog meer snoepgoed belooft. Door de verslavende werking van de marsepein kan ze degenen die het hebben gegeten makkelijk controleren.

Geen marsepein

Het snoepgoed waaraan de heks Edmund verslaafd maakt, is geen marsepein maar Turks fruit. In het Engelse origineel heet het snoep Turkish Delight. Dit snoepgoed zette de Nederlandse vertalers van het verhaal in 1950 voor een probleem. Turkish Delight was toen in Nederland nauwelijks bekend. Er bestond geen Nederlandse naam voor. In 1956 werd het boek opnieuw vertaald. Toen vertaalde de vertaler Turkish Delight als Turkse noga. Immers noga bestaat net als Turks fruit uit rechthoekige blokken. De vertalers sinds 1983 maken er marsepein van, wellicht om associatie met de roman van Jan Wolkers te vermijden. Turks Fruit is namelijk ook de titel van een bekend boek van Jan Wolkers.

Turks Fruit

Turks fruit is een zoete lekkernij die veel in in Turkije, Cyprus, Griekenland, Albanië en Servië wordt gegeten. Het bestaat voor een groot deel uit suiker of honing, fruit, kokos en gelei, soms met nootjes (zoals hazelnootjes, amandelen en/of pistachenootjes). Het kan verschillende kleuren hebben. Kun jij net als Edmund ook verslaafd raken aan Turks fruit?

Wat heb je nodig

  • 1 biologische sinaasappel
  • 250 gram suiker 
  • ½ deciliter water
  • 2 blaadjes gelatine 
  • 5 eetlepels maizena
  • 1 eetlepel citroensap 
  • 25 gram gepelde en gehakte pistachenootjes
  • 3 eetlepels poedersuiker

Je kunt Turks Fruit natuurlijk met allerlei andere smaken maken, maar dit recept is met sinaasappel.

  1. Allereerst rasp je de schil van de sinaasappel.
  2. Pers de sinaasappel uit. Bewaar de geraspte schil dus!
  3. Het sap en rasp breng je aan de kook met een halve deciliter water, voeg hier ook de 250 gram suiker aan toe.
  4. Laat de gelatine 5 minuten in koud water weken.
  5. Ondertussen kun je de pistachenootjes fijnhakken en een cakevorm invetten.
  6. Maak van 4 eetlepels maizena (bewaar 1 eetlepel), het citroensap en 3 eetlepels water een papje. Voeg dit maizenapapje toe aan je sinaasappelpapje. Laat dit op hoog vuur zo’n 5 minuten koken, tot het dik en stroperig is.
  7. Knijp de gelatine uit, haal de pan van het vuur en voeg de gelatine toe aan je siroop/papje. Voeg eventueel ook je pistachenootjes toe.
  8. Doe je siroop in het ingevette bakblik en en laat deze 8 uur in de koelkast opstijven.

Nu is je Turks Fruit bijna klaar:

  1. Snij het Turks fruit in blokjes.
  2. Voeg de overgebleven maizena bij het poedersuiker en strooi deze over je gesneden blokjes Turks Fruit.

Klaar! Heerlijk voor bij kaneelthee of bij Harry Potters boterbier. Bewaar je Turks Fruit in een afgesloten bakje of trommel.