Einde van de Grote Oorlog

Honderd jaar geleden eindigde De Grote Oorlog ook voor de tiener Jos Hoeck (1898-1968). Deze jonge Vlaamse dichter had in april 1915 in het Vluchtoord Ede een bundel oorlogspoëzie uitgeven. Samen met later min of meer bekende auteurs Johan de Maegt (1876-1938), Marcel van de Velde (1898-1964) en Martin J. Premsela /Martin Permys (1896-1960) schreef hij in het kampblad Ons Leven. Onder andere het gedicht ‘De Vredesengel’ (gedateerd 26 september 1915):

O heil’ge vredesengel, wonderschone fee,
o ruw en snood verdreven, dierbaar liefdepand!
Der mensen lijdend hart, geprangd in snerpend wee,
door ‘t oorlogsmonster vastgesnoerd aan ijzeren hand
verheft zich, droef’lijk klagend, bang, en roept u aan.
Het smeekt om laaf’nis,*1 troost, geknakt door ‘t zware leed.
Het weent, het rouwt, vervloekt in brandend heet getraan
het grijnzend noodlot, ruw, meedogenloos en wreed.

Op ‘t ijs’lijke slagveld, roodgedrenkt met hartenbloed,
waar alle mens’lijk-rein gevoel wordt afgeweerd,
waar broedermoord men roemt en loont als ‘t hoogste goed,
waar zwaait de zeis des doods, door bloeddorst stug beheerd,
daar vallen rij aan rij de scharen jong en schoon.
Waarom gemoord, waarom dat schuld’loos bloed gevloeid
en ‘s mensen zielenadel zwart bevlekt met hoon?
Waarom zo wreed de smart en rouwe rondgestrooid?

Het mensdom ligt geknield en smeekt op bange toon
om  vrede, dierb’re vrede, zoet, bekoorlijk woord.
O heil’ge vredesfee, beklim uw gouden troon,
verjaag de oorlogsgesel, mijd de broedermoord,
verstom ‘t kanongedreun, verstom de wilde haat.
Verenig volk en volkje hecht in liefdeband
en heers voor eeuwiglang, de volk’ren wel te baat,
opdat ze leven saam, in vrede, hand in hand.