Een kortstondig Eden

Schrijvers in en over Ede

Na het succes van Pen in het zand (2007) Bennekom te boek (2009) en Uitgelezen Lunteren (2015) wordt het hoog tijd dat ik de schrijvers die in Ede woonden en werkten presenteer.

In de loop van de tijd komen hier bijdragen te staan over schrijvers en dichters die de voorbije eeuwen in Ede woonden en werkten. Natuurlijk Edese bekendste auteur Jan Siebelink en vanzelfsprekend ook Arthur van Schendel. Maar ook bekende namen als Willem Brakman, Anna Maria Moens, Kees Stip, Frederik van Eeden, Willem Kloos, Jef Last, Martinus Nijhoff, Koos van Zomeren, Marga Minco, Jos van Manen Pieters en J.J. Voskuil komen uitvoerig aan bod. Daarnaast nog tientallen vergeten en of onbekendere namen. Kortom voor elk wat wils.

Wil je mijn bijdragen ook per mail ontvangen? Laat dan hier je naam en e-mailadres achter.

Het doel is uiteindelijk weer een boek te publiceren. De werktitel is Een kortstondig Eden. Schrijvers in en over Ede. De titel is afkomstig uit een brief van de dichter Adriaan Roland Holst (1888-1976). Hij kwam naar de Edese villa Pacifica van Arthur van Schendel, omdat het hem in Amsterdam niet beviel. Op 29 november 1917 schreef hij Annie van Schendel vanuit zijn kamers aan de Keizersgracht ‘nu zit ik weer alleen op deze stadskamer, omsingeld door herinneringen aan Ede, dat mij een kortstondig “Eden” is geweest. Ik troost mijzelf nu maar met de gedachte, dat mijn verbanning niet voor goed geldt, en dat ik nog wel eens gelijk een wereldmoede Adam uit mag komen rusten in een paradijs, waar de boom valt en niet de mensch.’

Een kortstondig Eden (2)

Schrijvers in en over Ede

Het Wilhelmus te Eede. Eene geschiedkundige anecdote van het jaar 1624’ van Ede (1834) – A.C.W. Staring

In de nacht van 18 februari 1624 trokken de Spaanse troepen in Ede zich halsoverkop terug op de Ginkelse hei. Waarom? De bekende reformatorische dichter Jacobus Revius zag hierin de hand van God. Tijdgenoten verhalen dat er een trompetter op Harsloo was die ‘het Liedeken Wilhelmus van Nassauwen’ speelde. Daardoor dachten de Spanjaarden dat er prinselijke troepen kwamen opdagen

Uitsnede uit Claes Jansz. Visscher (II) Inval van Hendrik van den Bergh in de Veluwe, 1624

In 1834 publiceerde A.CW. Staring (1767-1840) in de Almanak voor het Schoone en Goede (blz. 159-173) ‘Het Wilhelmus te Eede. Eene geschiedkundige anecdote van het jaar 1624’. Daarin heeft de dichter Staring het gegeven van de trompetter die de Spanjaarden uit Ede verjaagt gebruikt als stof voor een kort Edes liefdesverhaal.

Rendevouz

Staring vervlecht een geheim rendevouz tussen Sander van Harslo met zijn trompet en Willemine van Ede met de komst van de Spanjaarden. Sanders trompetsignaal voor zijn geheime liefde schrikt de Spanjaarden af. Sander is een held en waar haar vader eerst de relatie verbiedt ontvangt de jongen een warm welkom bij Willemien thuis.

Het Wilhelmus te Ede’ is verschenen in Kleine verhalen van A.C.W. Staring (1837, p. 34-104). Voor de leesbaarheid gebruiken we hier de hertaling in de bundel Ruisend valt het graan (1995).

Uitsnede uit Claes Jansz. Visscher (II) Inval van Hendrik van den Bergh in de Veluwe, 1624

Kernhem

We weten nu dat de Spaanse soldaten achter de vijandelijke linies schichtig waren onder dreiging van het Arnhemse garnizoen. Bovendien waren de bevoorrading en het weer van invloed: de aanvoer van voedsel was afgesneden en op 21 februari viel de dooi in. Nagejaagd door het leger van Ernst Casimir trok graaf Hendrik van den Bergh zich met zijn Spaanse troepen terug van de Veluwe.

Afgezien van de reden, de onverwachte ommekeer van de Spaanse troepen maakte destijds diepe indruk. Zelfs de naam van Kernhem zou er aan zijn ontleend. Vanaf die dag noemden de streekbewoners het kasteel ‘Keerum’, dialect voor ‘keer om’. Later zou dat verbasterd zijn tot ‘Kernhem’.

Definitief afgeschrokken door het trompetgeschal werden graaf Hendrik van den Bergh en zijn troepen in ieder geval niet. De Spanjaarden keerden in 1629 terug als zij op doortocht van Brabant naar Utrecht waren. Weer is Ede het toneel van verwoesting en wreedheid. De schade was dusdanig groot dat de Gelderse Staten Ede enkele maanden vrijstelling van belasting verleenden.

Kasteel Harsselo, Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed, Amersfoort / Documentnummer 304.582


Na het succes van Pen in het zand (2007) Bennekom te boek (2009) en Uitgelezen Lunteren (2015) wordt het hoog tijd dat ik de schrijvers die in Ede woonden en werkten presenteer. Wil je mijn bijdragen ook per mail ontvangen? Laat dan hier je naam en e-mailadres achter.

Een kortstondig Eden (1)

Schrijvers in en over Ede

Verlossinghe der Veluwe (1630) – Jacob Revius

In de nacht van 18 februari 1624 trokken de Spaanse troepen in Ede zich halsoverkop terug op de Ginkelse hei. Waarom? De bekende reformatorische dichter Jacobus Revius zag hierin de hand van God. Tijdgenoten verhalen dat er een trompetter op Harsloo was die ‘het Liedeken Wilhelmus van Nassauwen’ speelde. Daardoor dachten de Spanjaarden dat er prinselijke troepen kwamen opdagen

Nog diezelfde nacht trokken de Spaanse troepen zich halsoverkop terug op de Ginkelse hei. Waarom? De bekende reformatorische dichter Jacobus Revius (1586-1658) gaf zes jaar later in zijn bundel Over-ysselsche Sangen en Dichten een verklaring voor de gebeurtenissen bij Ede in het gedicht ‘Verlossinghe van de Veluwe. Anno 1624’.

T’verblinde1 Nederlant had schier de water-Goden
De eere van haer heyl en vasticheyt geboden:2
Den Spaengiaert lachter om en houter me sijn spot,
Die boven haer3 de Vorst nu maket tot een God.
De vorst, de felle vorst, die Neerlant heeft benomen
In eenen ogenblick de meyren en de stromen.
Neptunus leyt van cou soo cleumeri[o]h en stijf
Dat wagenen gelaen hem rijden over ‘tlijf.
De Nymphen voelen tsaem haer aderen verstenen
En inden diepen gront bewortelen4 haar tenen.
De Isel, Maes, en Wael, en den gesloten5 Rijn
Nu moeten als een brug’ voor den verderver sijn:
So vinnich als de cou haer leden dede smerten
So vinnich was den brant die porde hare herten
De Velu in het bloet te leggen en in d’as.
Maer God, bewijsende dat hy noch meester was,
Liet horen sijn trompet en dee den aftocht spelen:
Den Spaengiaert meende dat hem ‘tmes stond op der kelen,
Rees op verbaesdelijck6 en gaf hem7 op de vlucht.
Den sneeu die creech de loop8, het ys de watersucht,9
En toonde datse sijn geluckich die hier bouwen
Op water noch op ys, maer God alleen betrouwen.

1. verblinde: immers Nederland had niet op het water moeten vertrouwen, maar op God (zie laatste versregel). 2. was bijna aan de watergoden (de rivieren) zijn voorspoed en weerstandsvermogen gaan toeschrijven. 3. Boven hen. 4. wortel schieten. 5 bevroren. 6. Ontstelt. 7. begaf zich. 8 Diarree. 9 ziekelijke ophoping van water in het lichaam

Jacob Revius paste hier de inhoud van psalm 137 toe op de oorlogsomstandigheden. Zijn verklaring voor het overhaaste vertrek van de Spanjaarden was simpelweg de hand van God. Het lag voor hem voor de hand dat hij dacht aan Oudtestamentische verhalen over bevrijding door een onverklaarbare vlucht van den vijand ten gevolge van het ingrijpen van een hogere macht (2 Kon. 7 : 7).

Andere auteurs zoals Van Wassenaer en Aitzema hebben een hele andere verklaring voor het overhaaste vertrek van de Spanjaarden uit Ede. Zij verhalen dat er een trompetter op Harsloo was die ‘het Liedeken Wilhelmus van Nassauwen’ speelde. Daardoor dachten de Spanjaarden dat er prinselijke troepen kwamen opdagen.

Op deze verklaring komen we volgende keer terug.

Portret van Jacob Revius (1586-1658). Gravure door Jonas Suyderhoef (graveur) naar een verloren werk van Frans Hals, ca. 1664-1686.

Na het succes van Pen in het zand (2007) Bennekom te boek (2009) en Uitgelezen Lunteren (2015) wordt het hoog tijd dat ik de schrijvers die in Ede woonden en werkten presenteer. Wil je mijn bijdragen ook per mail ontvangen? Laat dan hier je naam en e-mailadres achter.

Willie Wonka’s bosbessentaart

Kinderboeken Bakken (4)

Lezen en bakken zijn fijne bezigheden als je binnen moet blijven. Dit is deel 4 in de serie Kinderboeken Bakken. In ieder deel bakken we een recept uit een bekend kinderboek. Deze keer maken we de bosbessentaart Sjakie en de chocoladefabriek (1964) van Roald Dahl. Ondertussen is er tijd om een stukje uit het boek te luisteren of een filmtrailer te kijken.

Miljoenen kinderen kennen het arme jongetje Sjakie die wordt rondgeleid door de chocoladefabriek van de geheimzinnige Willie Wonka. Samen met vier andere kinderen en hun ouders maakt hij kennis met de grandioze snoepuitvindingen van deze meesterlijke snoepuitvinder. De andere kinderen blijken domme vervelende ettertjes die ten prooi vallen aan hun gulzigheid. De bescheiden Sjakie blijft over en wordt Wilie Wonka’s opvolger. 

Kauwgomkauwende Violet

Een van de vervelende kinderen is de kauwgomkauwende  Violet met haar reuzekaken. Ze kan geen seconde zonder haar kauwgom. Uit de grote kauwgom-machine van Wonka komt de allerverbazendste, wonderlijkste, sensationeelste kauwgom van de wereld: kauwgum die smaakt en vult als een complete maaltijd. Als Violet de tomatensoep-biefstuk-bosbessentaart-kauwgom ziet, kan ze er niet vanaf blijven. Wonka protesteert nog, maar ze stopt de kauwgom direct tussen haar goed getrainde kaken. Ze proeft tomatensoep. 

Iedereen keek naar Violet Beauderest toen ze  op die ongelooflijke kauwgom aan het kauwen was. Kleine Sjakie stond naar haar te staren, helemaal aan de grond genageld, naar haar dikke, rubberen lippen die tijdens het kauwen open en dicht gingen; en opa Joe stond naast hem met open mond naar het meisje te kijken. Meneer Wonka zei, terwijl hij zijn handen en elkaar klemde: ‘Nee, nee, nee, nee, nee! Het is nog niet eetbaar! Het is niet juist! Je mag niet!’ ‘Bosbessentaart met slagroom! riep Violet. Hier komt het! Ooh! Het is perfect! Zo lekker! Het is… het voelt net alsof ik het aan het inslikken ben, alsof ik grote lepels met de lekkerste bosbessentaart van de hele wereld aan het eten ben!’ 

Dan gaat het mis.  Violet wordt violet, ze zwelt op ‘Haar lichaam veranderde zo snel van vorm, dat er binnen een minuut uitzag als een enorme ronde blauwe bal, een reusachtige bosbes in feite, en alles wat er van Violet Beauderest zelf over was, waren een paar armpjes en beentjes, die uit de grote ronde vrucht staken, en een klein hoofdje er bovenop.’ 

Wat heb je nodig

  • 225 gram bloem, 
  • 25 gram witte basterdsuiker, 
  • 100 gram boter
  • 1 ei
  • 1 kg bosbessen
  • 2 eetlepels witte basterdsuiker
  • 2 eetlepels poedersuiker.
  • Snufje zout
  • ijskoud water

En een taartvorm van 25 cm doorsnede, een beslagkom, een zeef, een mes en een deegroller.

Hoe je het doet

  1. Zeef de bloem met het zout en de suiker.
  2. Snijd de boter er met 2 messen door tot erwt grootte
  3. Voeg het ei toe en zoveel ijskoud water tot er een soepel deeg ontstaat.
  4. Laat het deeg 30 minuten in de koelkast rusten.

Terwijl het deeg in de koelkast staat, dus je hebt alle tijd om het begin van het boek te luisteren. Als je het deeg uit de koelkast haalt, verwarm de oven voor op 190 graden Celsius.

  1. Rol het deeg met een deegroller uit op een met bloem bestoven aanrecht tot een dunne lap en bekleed hiermee een taartvorm.
  2. Verdeel de bosbessen over de bodem, bestrooi met de basterdsuiker.
  3. Bak de taart ca 25 minuten. Wist je dat Sjakie en de Chocoladefabriek ook meerdere keren is verfilmd? Kijk hier een trailer.
  4. Laat de taart afkoelen tot hij lauwwarm is en bestrooi hem tot slot met de poedersuiker.

Amsterdamse bannelingen in Bennekomse bos

Sinds het verschijnen van Bennekom te boek in 2009 kom ik nog geregeld passages over Bennekom tegen bij literatoren. Deze keer is het journalist Henri Knap (1911-1986), bekend als auteur van het boekenweekgeschenk De Ronde van ’43 (1981) en zijn veelgelezen dagelijkse rubriek in Het Parool onder de naam Dagboekenier.

Op donderdag 5 augustus 1971 verscheen zijn Amsterdamse dagboek onder de titel ‘Bannelingen’. We volgen de 60-jarige Henri Knap en zijn vrouw Jacqueline door het gebied bij de Bosbeek en over de camping De Dikkenberg. Door de ogen en oren van deze rasechte Amsterdammer beleven we het Bennekom van begin jaren ’70 eens op een andere manier.

ZONDAG is misschien wel de mooiste zomerdag van het jaar geweest. Geen of weinig wind, zonnig, niet te warm, en de zomer op zijn hoogtepunt.

Ik was het weekeinde in Gelderland, in Bennekom. Midden in het bos, met roodborstjes en eksters en eekhoorns onder handbereik. En nergens mensen.

Ja, er wáren wel mensen, maar alleen op de grote wegen. Zodra je het bos in ging was er een eenzaamheid, die ons westerlingen, die uit het gedrang van miljoenen komen, wonderlijk aan deed.

De moderne mens schuwt de eenzaamheid. Hij wil geen passieve recreatie meer, maar actieve — bedrieglijke aanduidingen, want passief klinkt ongunstig en actief klinkt jong en modern. Maar met jong en modern heeft die actieve recreatie niets te maken.

Echt herstel van onze verkeers-, flat- en andere neuroses vindt men alleen in de stilte, in het ein-de-lijk alléén met de éne ander samen-zijn. Gesprekken, die niet worden verbroken door het ene telefoontje na het andere, door allerlei aanbellers. Gesprekken, die niet verkeren in de enerverende schaduw van ongedaan werk. De Dürer-wereld van een geweldige beuk. Het parelend-heldere water van een bosbeek, dat voortfluistert over wit zand.

De mensen zijn bang voor de bossen, zei mij eens een boswachter. Het lijkt wel zo. Op het strand liggen zij als een klodder pieren in het aasdoosje van een hengelaar – in de bossen zijn vijf kilometer pad of weg zonder één toerist heel gewoon. Langs de grote wegen klonteren de mensen samen: terrassen van uitspanningen zijn overvol, in de omgeving van dierentuinen is geen parkeerplaats meer te vinden. Twee kilometer verder, in de aquarium-achtige speling van licht en donker in een waas van groen licht, gaat men van de ene Monet naar de andere, alleen in een als betoverd landschap, steeds verglijdend de verschieten, coulissen-achtige verschuivingen van gras en heide en bomen en vijvers, het hemelsblauw en rose van een Vlaamse gaai alsof een sprookjes-grote vlinder zich daar voortrept. Daar zijn de geuren van hars en aarde en wilde bloemen, die Debussy hoorbaar heeft gemaakt, en de mensen rijden over de grote weg van Utrecht naar Oberhausen in één eindeloze file, soms hoor je het gebrom van hun eenparig motorisch geweld, ver-weg, niet als het bruisen van de zee, dat van de verte zingt, maar als het grommen van een stinkend dier, dat nergens op uit is, zelfs niet op een prooi.

Ik ben gegaan door een camping midden in een bos, daar stonden zij aan zij z.g. bungalowtenten en caravans. Het was er stil, alleen de opgewonden uitschieters van stemmen van spelende kinderen. Géén radio-gejeuzel, maar een kalm gelukkig-zijn in het andere, in het niet-asfalt, in het niet-burenlawaai, in het niet-autorijden. Alleen maar: het zijn in het onveranderlijke, dat immers al veranderend altijd hetzelfde blijft, want wie kent de ene merel van de andere? Bomen staan niet eens van ons mensen afgewend, zij staan alleen maar te staan, zij staan alleen maar te leven, en het enige, dat wij hun op ónze beurt kunnen brengen, is hun voortijdige dood, maar dat weten zij niet, zodat hun zo zijn zonder leed is, maar ook zonder vreugde. En dat is het troostrijke van bomen: hoewel zij uit de aarde reiken naar de hemel en die verbinden, zijn zij zélf aan niets gebonden. Zij zijn autonoom, onaangedaan, en hun is alles bespaard wat ons bezwaart. Behalve de dood, maar daarvan weten zij niet, omdat zij niets weten.

Er is iets pathetisch in het zich tóch vastklampen van de mens aan de routine van zijn dagelijks leven. Voor de ramen van een caravan zijn rekjes aangebracht, waarin geraniums bloeien. In een andere caravan hangt een lamp boven de tafel met de bekende plastic kaarsen, waarin gloeipeertjes, de in de vorm meteen meegegoten plastic druppels zijn op alle kaarsen hetzelfde. Een vrouw met krulspelden in haar haar zit op de drempel van de smalle deur sperziebonen af te halen. In een bungalowtent zit een plastic venster, waarvoor opgenomen vitrages hangen.

Het is een piepklein Amsterdam midden in het bos, maar zonder de stank, zonder het geluidsgeweld, en de mensen daardoor rustiger en vrediger, zonder agressie, zonder afgunst.

Toen wij maandag opstonden hadden wij een groot heimwee naar varens, naar die nachtelijke stilte, die zich zo volmaakt kenbaar maakte: in geuren, in koelte — men kon haar hóren, dacht ik, maar dat was het suizen van mijn eigen bloed in mijn oren. Wakker liggend om het helemaal te kunnen opnemen in de herinnering bedacht ik opeens, dat ik dat heel lang niet had gehoord, en dat wij in de stad bannelingen zijn in een vreemd land, minder thuis dan mussen en katten, en elkaar schier smorend door ons verontrustend getal.

De avonden op je bord (10)

De avonden (1947) van Gerard Reve is voor een culinair historicus een prima bron om te weten wat er bij een gewoon Amsterdams huishouden net na Tweede Wereldoorlog op tafel kwam.

Het menu van 31 december

soep, aardappels, ingemaakte tuinbonen, appelmoes en varkensvlees, gele vanillepudding met beschuiten, jam en chocolade hagelslag

Zijn moeder bracht de diepe [soep]borden naar de keuken. ‘Zo hebben we meer ruimte,’ zei ze, toen ze terugkwam. ‘Meer ruimte,’ zei Frits bij zichzelf, ‘ruimte.’ Hij schepte zich uit de schalen op. Er waren aardappelen, ingemaakte tuinbonen, appelmoes en varkensvlees. ‘Ik vind, dat het weer verrukkelijk is, moeder,’ zei hij, ‘vooral de jus.’ ‘Doe daar niet te gek mee alsjeblieft,’ zei ze, ‘want meer dan in de kom is er niet.’ ‘We eten bizonder lekker vandaag,’ zei Frits. Hij nam nog een tweede keer aardappelen en appelmoes.

‘Misschien was het lekkerder, als de appelmoes koel was,’ dacht hij. Zijdelings keek hij naar zijn vader. ‘Dat hij zijn vlees zo lang laat liggen, is zijn eigen zaak,’ zei hij bij zichzelf. ‘Ik vind het best. Er zit een botje in, zie ik. Niet groot. Je kan het met een enkele beweging met mes en vork van het vlees losmaken. Maar God, almachtige, ik weet zeker, dat hij het in zijn handen neemt.’ ‘Lust je niet meer?’ vroeg zijn moeder. Hij at snel door, maar bleef op zijn vader letten. Toen deze zijn bord op het vlees na leeg had, nam hij het vast en scheidde met duim en wijsvinger het vlees en een rand vet van het bot, legde het vlees weer neer, stak het bot in de mond, trok het er met een zuigend geluid uit en hield het in de holle hand. ‘Ik wou – ’ zei hij, rondziend. ‘Pak even een schoteltje,’ zei zijn moeder. Frits stond op, nam een geel schoteltje van het buffet, droeg het op de vlakke hand aan, maakte naast zijn vader een buiging en hield het hem voor. ‘Heel goed,’ zei deze en wierp het bot er op. ‘Almachtige, eeuwige,’ zei Frits bij zichzelf. ‘Ik kan niet geloven, dat dit voor u onopgemerkt is gebleven. Als dessert was er gele vanieljepudding met beschuiten, jam en chocoladehagelslag in lagen er in verwerkt. ‘Niet meer zo verschrikkelijk koud,’ zei zijn moeder, terwijl ze de glazen schaal van de schoorsteenmantel tilde en op tafel zette. ‘Het is heerlijk,’ zei Frits bij de eerste hap, ‘het had alleen iets meer kunnen afkoelen. Het is nu nog lauw. Dat komt de smaak niet ten goede. Maar het is toch heel lekker.’

In 1991 heeft Reve voor de VPRO-radio De Avonden integraal voorgelezen. Na de radio-uitzending heeft de VPRO de sessie op CD uitgebracht, in diverse uitvoeringen. 

Er worden vandaag ingemaakte tuinboontjes en appelmoes geserveerd. Hier zien we de kwekersachtergrond van moeder Van het Reve. Het is nu een fenomeen wat we nauwelijks meer kennen, maar het was gebruikelijk om de opbrengst van de eigen tuin in te maken. In tijden van schaarste was het zelfs noodzakelijk. Aangezien je geen ingemaakte tuinbonen kunt komen, is de ingevroren variant in de upermarkt een alternatief.

Soep

Ingrediënten: 1 l bouillon van rundvlees of 2 bouillionblokjes, 35 gr rijst of vermicelli en ca. 500 gr groenten van het seizoen (bloemkool, prei, wortels, bleekselderij) of soepgroenten van de groenteboer of supermarkt.

Bereiding: laat alles ca. 12 minuten zachtjes koken tot groenten en de rijst/vermicelli gaar zijn.

Varkensvlees

Ingrediënten: 1250 gr varkenskarbonaden, minstens 100 gr reuzel of boter, wat peper en 12 gr. zout.

Bereiding: Wrijf de karbonades in met peper en zout en bak ze in het hete vet of de boter aan beide kanten bruin. Maak de jus af met een flinke scheut kokend water. Stoof hierin de karbonades nog 20 minuten tot een half uur. Is de jus te dik of te vet, verdun hem dan met kokend water.

Ingemaakte tuinbonen

Ingredienten: 750 gr ingevroren tuinbonen, wat zout en bonenkruid.

Bereiding: Ontdooi de tuinbonen niet. Breng ruim water aan de kook en voeg de tuibonen toe. Laat 7 minuten zachtjes koken. Giet af en breng op smaak met zout en bonenkruid.

Appelmoes en aardappels

Zie de recepten van 22 december.

Gele vanillepudding met beschuiten, jam en chocolade hagelslag

Ingrediënten: 1 l melk, 65 g custard, 1 zakje vanillesuiker, 60 g suiker, 75 g rode jam (bosvruchten, aardbei, frambozen, bessen), 6 beschuiten en chocolade hagelslag.

Bereiding: Breng de melk aan de kook, houd 3-4 eetlepels koude melk achter. Meng de custard met de 2 soorten suiker en roer er de achtergehouden koude melk door. Maak een glad papje zonder klontjes. Schenk dit custardpapje al roerend door de gekookte melk en laat het op een laag vuur 2 minuten zachtjes doorkoken, blijf roeren.

Laat de custard circa 10 minuten afkoelen. Leg op de bodem van een glazen schaal de beschuiten. Verdeel er de helft van de jam over. Breng dan de helft van de custard aan en dek af met de andere helft van de jam. Tot slot een laag custard die wordt versierd met chocolade hagelslag. Serveer de pudding nadat hij is afgekoeld.

Alle recepten zijn net als in De avonden berekend voor een gezelschap van drie volwassen personen en gebaseerd op recepten uit het bekende kookboeken van net voor en na de Duitse bezetting. Zoals Kookboek van de Amsterdamse Huishoudschool (negende druk).

De avonden op je bord (9)

De avonden (1947) van Gerard Reve is voor een culinair historicus een prima bron om te weten wat er bij een gewoon Amsterdams huishouden net na Tweede Wereldoorlog op tafel kwam.

Het menu van 30 december

rode kool, bieten, aardappels en havermoutpap

Zijn moeder riep hem voor het eten.

Hij at werktuiglijk van de rode kool, aardappelen, bieten en de havermoutpap. Toen ze klaar waren, haalde zijn vader zijn pijp te voorschijn, klopte op zijn zakken, stak hem weer bij zich en nam van de boekenkast een doosje sigaren. Zodra Frits het in zijn hand zag, vroeg hij, neerkijkend op de tafel: ‘Wil je niet een pijpje shag van mij stoppen, vader?’ ‘Nee, laat maar,’ antwoordde de man glimlachend. Hij bood Frits een kleine sigaar aan. Terwijl zijn moeder de tafel afruimde, werd er gezwegen. Naar gelang de tafel leger raakte, voelde Frits in zich een spanning groeien. ‘Nu met verstand en gevoel een vraag stellen,’ dacht hij. ‘Eerst een paar woorden om het gehoor te scherpen.

Filmposter De avonden, 1989

In De avonden worden de kool en de bietjes apart geserveerd, zo blijkt uit de tekst. Dat lijkt een rare combinatie, maar in Russische recepten komt dat vaker voor, maar dan wel in één gerecht. Zien we hier de communistische invloed op de keuken van de familie Van het Reve? Of waren per ongeluk deze groenten beschikbaar?

Rode kool

Ingrediënten: 1 kleine rode kolen, 2,5 dl kokend water, 5 g zout, 40 gr boter, 25 ml azijn of 2 zure appelen, 30gr suiker en 3kruidnagels.

Bereiding: Verwijder de buitenste bladeren en de stronk van de kolen. Snij ze met een koolmees/mandoline of gewoon groot mes in dunne reepjes. Zet ze op met het kokende water, het zout, de kruidnagels, de azijn of de gesnipperde zure appelen. Laat ze op een zacht vuur, af en toe schuddende 1 uur langzaam koken. Voeg er dan als de kool droog gekookt is, de boter en de suiker bij en stoof hiermee de kool nog 20 minuten. Vergeet niet de kruidnagels te verwijderen.

Bieten

Ingrediënten: 1 grote of 2 kleine bieten, 25 gr boter, 50 ml azijn, 1 uitjes, 2 kruidnagels en 8 gr suiker.

Bereiding: Was de bieten laat ze ongeschild en ongesneden in ruim kokend water koken tot ze gaar zijn. Prik vanwege die uiteenlopende kooktijden tijdens het koken regelmatig met een vork in de groente om te testen of die al gaar is. Een vork zou er dan eenvoudig in moeten gaan en de schil moet loszitten.

Verwijdere de schil en snij ze in dunne plakjes of dobbelsteentjes.. Schil de uitjes, snipper ze en kook ze in zo weinig mogelijk water gaar (10 min). Voeg er de boter, de azijn, de kruidnagels en de biet bij en stoof het geheel nog 20 minuten. Voeg op het laatst de suiker toe en verwijder de kruidnagels.

Aardappels

Zie het recept van 22 december.

Havermoutpap

Ingrediënten: 750 ml melk, 45-60 gr havermout en wat zout.

Bereiding: Breng de melk met de het zout aan de kook, strooi er roerende de havermout in. Laat de melk roerende weer aan de kook komen en laat de pap daarna, af en toe roerende, zachtjes koken tot de havermout gaar is en de pap gelijkmatig gebonden is (minstens 20 a 25 minuten). Laat vlug kokende havermout 5 minuten koken.

Alle recepten zijn net als in De avonden berekend voor een gezelschap van drie volwassen personen en gebaseerd op recepten uit het bekende kookboeken van net voor en na de Duitse bezetting. Zoals Kookboek van de Amsterdamse Huishoudschool (negende druk).

De avonden op je bord (8)

De avonden (1947) van Gerard Reve is voor een culinair historicus een prima bron om te weten wat er bij een gewoon Amsterdams huishouden net na Tweede Wereldoorlog op tafel kwam.

Het menu van 29 december

soep, aardappels, vlees met jus, sla van rauwe lof en chocoladepuddinkjes

Ze begonnen met soep. ‘Dat is ontzettend,’ dacht hij, ‘mijn ouders slurpen. Ik had het al duizend keer kunnen horen; waarom merk ik het pas vandaag? Het is slurpen van de ergste soort.’ ‘Moeder, slurp niet,’ zei hij. ‘Heb je er last van?’ vroeg ze.

‘Nog iets bizonders te vertellen?’ vroeg zijn vader aan Joop. ‘Nee, nee,’ antwoordde deze. ‘Nee, nee,’ zei Frits bij zichzelf, ‘nee, nee, niets bizonders.’ Er trad een zwijgen in.

Na de soep zette zijn moeder aardappelen, jus, vlees en sla van rauwe lof op tafel. Frits nam twee keer en at snel. ‘De krisis is voorbij,’ dacht hij, ‘de giften vloeien af.’ Tegelijk met zijn vader was hij klaar voor het dessert. ‘Ik weet zeker,’ dacht hij, ‘dat hij met zijn vork in de schalen gaat. Kijk, kijk.’ Hij perste zijn kiezen op elkaar, toen hij zag, hoe de man met zijn vork drie keer achter elkaar een aardappel uit de dienschaal prikte. ‘Dat is onrein,’ dacht hij, ‘het is in strijd met alle wetten. Maar wij zijn machteloos.’ Zijn moeder bracht vijf kleine chocoladepuddingen binnen, elk in een theekopje. Ze kiepte ze een voor een op een schoteltje. ‘Gelukt,’ zei ze. Zijn vader begon van de zijne te eten, voordat allen bediend waren. ‘Laat ik vluchten,’ dacht Frits; ‘er is wel iets te bedenken.’

Toneelbewerking Bos Theaterproducties, seizoen 2010-2011. Zie trailer.

(eenvoudige bruine bonen)soep

Op 26 en 27 december hebben ze bruine bonen gegeten. Niet ongebruikelijk om het kookvocht voor soep te bewaren. Extra bonen gekookt voor de soep. Niet eindeloos runderbouillon hebt gemaakt, zoals Reve wel gedaan zal hebben.

Ingrediënten: 400 gr bruine bonen, 2,5 l water, 5 runderbouillionblokjes (of zoveel als nodig voor 2,5 l water), 4 preien, 1 bos selderij groen, 60 gr. boter of rundvet.

Bereiding: Bereid de bonen volgens het recept van 27 december. Zet het water met de bouillonblokjes gare bruine bonen op, druk de bonen wat stuk of pureer ze naar believen. Als dat kookt, voeg dan de gesneden en gewassen groenten toe. Kookt de groenten ca. 15 minuten. Voeg tot slot de boter of het rundervet toe.

Sla van rauwe lof

Ingrediënten: 6 stronkjes witlof, 1 struik andijvie, 1 kropsla, 8 lepels olie, 4 lepels citroensap, een beetjes zoute sojasaus, Maggi of marmite.

Bereiding: Maak de groenten schoon. Snippen de witlof, de andijvie en de sla Vermeng de olie, citroenspa en de sojasaus/maggi of de met water aangemaakte marmite. Roer de gesnipperde groenten luchtig met de slasaus..

Chocoladepuddinkjes

Ingrediënten: 1/2 l melk, 40 gr maïzena, 25 gr cacao, 60 gr suiker en een half stukje vanille.

Bereiding: Roer de maïzena, de cacao en de suiker door elkaar en meng met een gedeelte van de koude melk langzaamaan tot een dun papje zonder klontjes. Breng de overig melk langzaam aan de kook, giet er roerend het papje in en laat het mengsel flink roerend 3 a 4 minuten doorkoken. Neem er dan de vanille uit, giet de pudding in met koud water omgespoelde kopjes en koud en stijf worden. Stort ze op een vochtig bord.

Aardappelen en vlees met jus

Zie de recepten van 22 december. Later deze week maken we nog een keer nieuwe vlees.

Alle recepten zijn net als in De avonden berekend voor een gezelschap van drie volwassen personen en gebaseerd op recepten uit het bekende kookboeken van net voor en na de Duitse bezetting. Zoals Kookboek van de Amsterdamse Huishoudschool (negende druk).

De avonden op je bord (7)

De avonden (1947) van Gerard Reve is voor een culinair historicus een prima bron om te weten wat er bij een gewoon Amsterdams huishouden net na Tweede Wereldoorlog op tafel kwam.

Het menu van 28 december

erwtensoep, stukje vlees, gebakken aardappelen met uien en vla

Toen hij zaterdagmiddag om half drie thuiskwam, was de kachel uit. Op tafel lag een briefje met de tekst: ‘Lieve Frits. Ik weet niet waar vader is. Ik ben naar Annetje. Vanavond kom ik om een uur of elf weer thuis. Er is erwtensoep en een stukje vlees mag je ook nemen. Bak maar aardappelen op met de uien. Dag. Moeder.’

Met een vork at hij de koude, gestolde erwtensoep uit de pan, wachtte tot de uien in de koekepan heet waren geworden, spreidde een paar lepels ervan op vier boterhammen uit en at blazend. Van een halve fles melk maakte hij met een pakje puddingpoeder een vla, maar voegde te veel suiker toe, zodat de smaak hem de mond samentrok. ‘Ik heb het vlees vergeten,’ dacht hij en keek in de pan. ‘De vetlaag stuk breken is me te omslachtig,’ zei hij bij zichzelf, ‘en voor smelten heb ik geen geduld. Daar kan ik niet op staan wachten.’

Toen hij het gas had uitgedraaid, kwam zijn vader thuis. Frits hoorde hem zijn jas ophangen, diep ademhalen, de huiskamer inlopen en daarna terug door de gang op de keuken afkomen.

‘Is moeder thuis?’ vroeg hij, op de drempel staand. ‘Ze is naar Haarlem, geloof ik,’ zei Frits. ‘Is er iets te eten?’ ‘We zullen de tafel klaarmaken,’ antwoordde Frits. Hij dekte in de huiskamer de helft van de tafel, diende alles wat over was, in schaaltjes op en verhitte de jus.

‘Neem jij eerst maar,’ zei zijn vader, toen ze waren gaan zitten. Frits nam een klein beetje van de uien en opgebakken aardappelen. Zijn vader schepte zich al het overige op, begon te eten, zag echter opeens Frits’ portie en bracht van zijn eigen bord met mes en vork de helft op dat van Frits over. Deze zweeg. Toen ze klaar waren, bleven ze zonder iets te zeggen zitten. Ze hadden niets van het vlees genomen. ‘Weg, weg,’ dacht Frits. ‘Ik heb nogal haast,’ zei hij, ‘ik moet weg. Wil jij de pannen en borden in het water zetten? Anders gaat het zo vast zitten.’

De Creatie van de RVU op 20 december 1988

Erwtensoep

Zie het recept van 24 december.

Stukje vlees en aardappelen

Zie de recepten van 22 december.

Gebakken ui

Zie het recept van 27 december.

Alle recepten zijn net als in De avonden berekend voor een gezelschap van drie volwassen personen en gebaseerd op recepten uit het bekende kookboeken van net voor en na de Duitse bezetting. Zoals Kookboek van de Amsterdamse Huishoudschool (negende druk).

De avonden op je bord (6)

De avonden (1947) van Gerard Reve is voor een culinair historicus een prima bron om te weten wat er bij een gewoon Amsterdams huishouden net na Tweede Wereldoorlog op tafel kwam.

Het menu van 27 december

Rauwe veldsla, gebakken ui met jus, aardappels, bruine bonen en griesmeelpap

Zijn moeder had de tafel gedekt en bracht het eten binnen. Ze aten rauwe veldsla, aardappelen, gebakken uien met jus, bruine bonen en griesmeelpap na. Ze begonnen zonder te spreken. ‘Gauw, gauw,’ dacht Frits, ‘iets zeggen.’ ‘Vind je het geen gek weer?’ vroeg hij aan zijn moeder. ‘Het is verschrikkelijk, zo donker als het is,’ antwoordde ze. ‘Toch is het niet meer zo koud, het is niet meer zoon natte kou. Het is vast en zeker minder koud. In de keuken valt het mee. Anders is de jus al lang hard geworden, als ik hem om vier uur, half vijf afzet. Maar nu was hij nog lauw.’

Zijn vader mengde de sla door persen met de vork met de aardappelen en moeste alles met de uien samen. ‘God, almachtige, zie onze daden en beproevingen,’ zei Frits bij zichzelf, naar de hand kijkend, die de vork gestaag op en neer bewoog. Hij voelde zijn gezicht warm worden. ‘Het dooreen mengen van een zorgvuldig toebereide maaltijd geldt als een belediging van degene, die hem heeft gekookt, vader,’ zei hij, zijn moeder aankijkend. Ze sloeg de ogen neer. ‘Wat?’ vroeg zijn vader langzaam, glimlachend. ‘Ik verstond je niet.’ ‘Nee,’ zei Frits, terwijl zijn moeder hem aanzag, ‘het was wat anders.’

Affiche toneelbewerking Bos Theaterproducties, seizoen 2010-2011. Zie trailer.

Rauwe veldsla

Ingrediënten: 300 gr veldsla, 2 el slaolie, 2 el azijn, wat mosterd, peper en zout en desgewenst een gesnipperde stukje prei, uitje of bieslook.

Bereiding: Zoek de veldsla uit, was hem, laat hem in een vergiet zo droog mogelijk uitdruipen of droog hem anderszins Maak de salade aan: roer de olie, de azijn, de mosterd, de zout en peper door. Vermeng de sla zo vlug en luchtig mogelijk met deze saus. Voeg er de fijngehakte ui, prei of bieslook bij.

Gebakken ui

Ingrediënten: 150 gr uien, 15 gr boter of margarine

Bereiding: Schil de uien, snijd ze in zo dun mogelijke plakjes. Maak de boter lichtbruin in de koekenpan. Doe er de uien in en bak ze telkens kerend lichtbruin.

Bruine bonen

Ingrediënten: 400 gr bruine bonen (de familie Van het Reve bereidde waarschijnlijk droge bonen, maar een blikje kan ook), zout en klontje boter.

Bereiding: Was de bonen enige keren met koud water af, zet ze gedurende 24 uur in ruim koud water in de week. Breng ze met hetzelfde water de volgende dag aan de kook. Laat ze daarna zachtjes gaar koken 60-75 minuten. Zorg dat ze steeds onder het vocht blijven staan. Roer er even voordat ze gaar zijn, wat zout door. Schep ze met een schuimspaan uit de pan en dien ze op met een klontje boter en gebakken uien. Bewaar het vocht voor de soep.

Gebruik je bonen uit pot of blik, verwarm ze dan in geopende pot au bain-marie op. Laat ze uitlekken op een zeef en roer er boter en zout naar smaak door.

Griesmeelpap

Ingrediënten: 750 ml melk, 45-60 gr griesmeel, wat zout en wat suiker.

Bereiding: Breng de melk met het zout aan de kook. Strooi er roerende het griesmeel in, laat de pap roerend gaar koken (5-10 minuten). Serveer warm en strooi er suiker over.

Aardappelen

Zie het recept van 22 december.

Alle recepten zijn berekend voor een gezelschap van drie volwassen personen en gebaseerd op recepten uit het bekende kookboeken van net voor de Duitse bezetting. Zoals Kookboek van de Amsterdamse Huishoudschool (negende druk).